Een verzamelaar is een raar wezen. Niet ieder mens heeft last van verzamelwoede. Maar er zijn er veel. Naar mijn mening is dat een overblijfsel van de tijd toen we door het leven gingen als jagers/verzamelaars. Mensen die niets met verzamelen hebben staan dus verder in de evolutie. Denk ik dan. Mijn vrouw heeft niets met verzamelen, ik wel. Het zijn geloof ik vooral mannen die zich ledig houden met verzamelen. Al deed mijn grootmoeder zaliger er ook aan mee. Zij verzamelde wijwatervatjes. Nu kan ik wel moeilijk beweren dat zij verder stond in de evolutie, dus tot zo ver klopt mijn stelling wel. Ik heb in mijn verleden veel verzameld: strips, postzegels, stenen. En sinds menig jaar muziek. Eerst cd’s, sinds enkele jaren vooral vinyl. Als ik een muzikant, artiest ontdek en ik vind die goed dan wil ik daar ook ineens alles van hebben. Een complete reeks, dat gevoel.
Sinds het fenomeen discogs hier zijn intrede deed moet ik zien mijn hoofd koel te houden. Van bepaalde platen bestaan er immers ettelijke versies. Moest ik daar mee beginnen. Enfin als er van een plaat die ik wil een gelimiteerde versie uitkomt dan zal ik die toch trachten te bekomen al kost die me wat centen extra. Er is één artiest waar ik mezelf de toestemming heb gegeven me te laten gaan: Jack White, ja hij weer. Jack White begint stilaan wel een kostelijke zaak te worden. Hij brengt met zijn Third Man Records zo veel uit dat het niet meer bij te houden is. Platen vanuit de VS laten opsturen wordt ook hoe langer hoe duurder. Maar ja: als hij bij de opening van zijn nieuwe platenperserij platen van onder andere The White Stripes en The Stooges opnieuw uitbrengt met gezeefdrukte hoes in zeer gelimiteerde oplage dan moet ik die hebben en kost me dat dus ook wat extra geld.
Om mezelf wat gerust te stellen zeg ik steeds dat het nog meevalt met mezelf. Toen ik onlangs de boeiende tentoonstelling Visual Vinyl in Sint-Niklaas bezocht kwam daar onder andere Stefaan Vandenberghe, de man achter Sdban Records en Dr. Lektroluv vertellen. Hij bezit zo maar eventjes een 50000 platen. Wel daar zit ik lang nog niet aan.
Nu heb ik me onlangs wel op glad ijs begeven. Ik heb voor mezelf als het ware een doos van pandora open gemaakt. Ik bezocht een platenbeurs in Wageningen, ergens diep in Nederland. Dit was geen gewone beurs, maar een beurs gespecialiseerd in 78 toeren platen. Ik bezocht die uit interesse maar ook omdat ik nog wat didactisch materiaal zocht voor een op een til zijnde voorstelling. Concreet was ik op zoek naar enkele plaatjes van het legendarische Amerikaanse label Paramount Records en die hoopte ik daar te vinden.
Na een rit van ruim anderhalf uur kwam ik aan in een iet of wat duf zaaltje waar het fenomeen zich voor mij ontvouwde: “de verzamelaar der 78 toeren platen”. Dat dit type verzamelaar als apart kan omschreven worden wist ook de Amerikaanse schrijfster Amanda Petrusisch die er een heel boek aan weidde: “Do Not Sell at Any Price”.
Voor we hierop verder gaan wil ik toch nog graag even schetsen wat een 78 toeren plaat juist is. Laten we even terug gaan in de tijd startend vanaf vandaag.
Heden ten dage wordt veel muziek gestreamd of als digitaal bestand (mp3) beluisterd. Hiervoor was het vooral de cd die vanaf eind jaren 80 aan zijn zegemars begon. Voor de cd hadden we de lp en de singel op vinyl. Een volledige plaat werd op lp geperst (meestal 12″ formaat en op 33 toeren afgespeeld) en een singel (meestal als 7″ en op 45 toeren afgespeeld). Die lp en singel kwamen vanaf de jaren 50 op, het materiaal was vinyl en is nu dus aan een remonte bezig.
Voor de lp en singel op vinyl werd muziek ook op plaat geperst maar het materiaal was “shellac”, een veel harder, zwaarder maar ook breekbaarder materiaal. De Shellac platen hadden als grootte 10″, hadden één nummer per kant en werd op 78 toeren afgespeeld. Deze muziekvorm hield het dus vol tot begin jaren 50.
De allereerste opname van Elvis Presley (een plaatje voor zijn moeder), was zo’n shellac 10″ die op 78 toeren werd afgespeeld.
Over de verzamelaars van dit soort platen gaat het dus. Vermits dit soort platen sinds begin jaren 50 niet meer worden gemaakt zo ook de spelers zijn deze platen hoe langer hoe meer een zeldzaamheid en dus ook voer voor de verzamelaar.
De verzamelaar der 78 toeren platen is, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, buiten man ook blank en vaak van een zekere leeftijd. Hij is zo maniakaal met zijn verzameling bezig dat er gerust mag gesproken worden over nerd zijn. Hij kan over niets anders praten. Het kan tot ongezonde proporties oplopen. Wereldvreemd, contactgestoord, freakerig… Allemaal termen die mee de lading dekken. Gelukkig is zijn zonderlinge gedrag niet schadelijk voor de mensheid.
In de film Ghost World speelt Steve Buscemi met overtuiging een zonderlinge verzamelaar van 78 toeren platen. De platen die je ziet in de film zijn uit de persoonlijke collectie van Terry Zwigoff, de regisseur van de film en goede vriend van die andere beroemde verzamelaar Robert Crumb, de tekenaar van “Fritz The Cat” en die hoes van Janis Joplin’s Cheap Thrills.
Integendeel zou je kunnen zeggen. Want het zijn deze mensen, deze verzamelaars die er voor gezorgd hebben dat de muziek die werd uitgebracht in de jaren 20, 30 niet verloren is gegaan. Zij hebben met uitzonderlijke zorg en precisie gezorgd dat de prille blues, jazz en hier in Europa chanson niet verdwenen zijn maar voortleefden en zo hebben zij er ongewild voor gezorgd dat de muziek kon evolueren tot wat ze nu is. Van blues en ragtime tot rock’n’roll, soul, funk, pop, rock, hiphop…
Dit is het grappige aan heel de zaak. Iets wat ik niet kan begrijpen aan de verzamelaar der 78 toeren platen. Voor hen stopt de muziek ergens in de jaren 40, zo om en bij Hank Williams. Al wat erna komt is voor hen geen muziek.
Over Joe Bussard, één van de bekendste verzamelaars die een collectie heeft van om en bij de 25000 78 toeren platen waarvan er sommige uniek zijn in de wereld, is er een docu gemaakt die zeker het bekijken waard is: “Desperate Man Blues”. Zijn dochter vertelt erin dat ze het ooit waagde een plaat van The Beatles in huis te halen. Joe himself keilde de plaat door het huis. Om maar te zeggen.
Harry Smith, excentriekeling, kunstenaar en ook verzamelaar bracht in de jaren 50 een compilatie uit op vinyl met de muziek uit zijn persoonlijke 78 toeren collectie. De platen kregen de titel “Anthology of American Folk Music” mee en groeiden uit tot dé collectie songs die de folk en rockartiesten uit de jaren 60 zou beïnvloeden. Van Bob Dylan tot The Rolling Stones. Allemaal hebben ze enorm veel geluisterd naar “The Anthology of American Folk Music”. Deze platen zijn dan ook niet meer of minder dan een begrip en een ijkpunt in de moderne muziek.
Waarom ze vinden dat de muziek stopt in de jaren 40 is me dan ook een raadsel. De muziek uit de jaren 20 en 30 is een gevolg van wat er allemaal in Amerika gebeurde in de 19de eeuw. Het verhaal van de zwarte slaven, de blanke avonturiers dat samengroeide tot die muziek. Die muziek die dan ook weer evolueerde tot de muziek van vandaag de dag. Zonder evolutie is er niets, gebeurt er niets. Dat kan enkel maar schadelijk zijn.
Dus beste verzamelaar der 78 tourenplaten… kijk verder. Besef tot wat al die muziek van toen heeft geleid en nog zal leiden. Open uw ogen en oren en wees trots op uw collectie. Want dankzij jullie verzamelingen die jullie openstelden evolueert de muziek vandaag de dag nog steeds…
uw popkenner